Leeftijdsfasen

Bij vrijeschoolonderwijs werken we vanuit de ontwikkelings- en leeftijdsfasen. Een aardig voorbeeld daarvan vinden we in de eerste twee leerjaren. Dit zijn de klassen van de zogenoemde prepubers. Hun lichamelijke ontwikkeling vraagt veel energie en maakt ze kwetsbaar. Vaak zijn ze zich nog niet volledig bewust waar ze mee bezig zijn en hebben ze moeite om verantwoordelijkheid te nemen voor hun gedrag.

In de negende klas komt voor de meeste leerlingen de intrede van de echte puberteit. Deze leerlingen vinden veel houvast in het zoeken naar wetmatigheden (het vermogen tot abstractie ontwaakt) en het realiseren van praktische opdrachten. Het onderwijs verloopt als een pendelslag tussen denken en doen.

In de tiende klas ontstaat bij de leerlingen de innerlijke ruimte om te leren oordelen en daarin te nuanceren. Er ontstaat meer zicht op het totaalbeeld van situaties. Ook ten aanzien van de verzorging van het werk kunnen op deze leeftijd vaardigheden ontwikkeld worden.

In de elfde klas gaan de leerlingen in de groep meer en meer een eigen plaats innemen. Zij zoeken naar eigen standpunten. Ook ontwaakt de ‘eigen wil’ op deze leeftijd.

In de twaalfde klas hebben de leerlingen zo veel eigenheid ontwikkeld dat zij zich kunnen oriënteren op de vraag wat zij kunnen bijdragen aan hun omgeving. Sterke en zwakke punten komen in zicht.

Voor ons is het de kunst en de uitdaging om voor iedere leerling in te spelen op de behoefte die de ontwikkeling vraagt.